De tweede overstap van mijn zorgverleenster M. ging als volgt:
Al fietsende, zonder doel, maar wel zoals altijd met camera erbij, M. is fervent hobbyfotograaf, belande zij in de buurt van een oud klooster. Er kwam een meneer aanlopen aan wie zij vroeg of ze enkele foto’s mocht maken. Natuurlijk, zei deze meneer; “gaat u maar staan, dan doe ik t wel”. “Nee”, zegt M, “ik hoef er niet zelf op, ik bedoel van het gebouw.” Ze mocht verder lopen en bij de ingang zaten twee dames bij de trap. Dus M zegt: “Goedemiddag, dames.” Ze kreeg als antwoord: “wij zijn geen dames, wij zijn zusters.” Dus M zegt: “dan begin ik overnieuw, Goedemiddag zusters, wat moet het toch mooi zijn om hier te mogen wonen, leven, werken.” Dit werd ten volle beaamd; “maar wat doet u dan voor een werk?”, vroegen ze. “Ik ben verzorgende”, zei M. “Dan bent u hier goed, want hier gaat iemand weg.” “Maar ik ben niet opzoek naar iets”, zei M. “Maar wij zijn wel opzoek naar u”, zeiden ze. “Komt u maar mee dan laten we u het gebouw zien”. Zo gezegd zo gedaan en M vond het geweldig. Ze heeft kort de manager gesproken en is een aantal dagen later teruggegaan. Ze werd door de nonnen gelijk enthousiast ontvangen als ‘de zuster met de fiets’. Alle zaken qua werk en financiën werden besproken en inmiddels heeft ze naar volle tevredenheid de overstap gemaakt. Ze bedankte mij voor alle gesprekken en ervaringen, waardoor ze deze groei heeft doorgemaakt en dit alles heeft aangedurfd. ‘Anders had ik de beslist nooit gedaan’, zei ze. Geweldig toch, om zo’n groei te mogen meemaken voor haar, en voor mij om hieraan bij te dragen.